-
1 fault
n. gebrek; onvolledigheid; vergissing, fout; schuldig; schuld--------v. aanmerkingen maken op, vitten opfault1[ fo:lt] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:economical to a fault • overdreven zuinigat fault • schuldig————————fault2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 remark
n. opmerking; aandacht--------v. opmerken; erop wijzenremark1[ rimma:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————remark21 〈+(up)on〉op/aanmerkingen maken (over)II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
3 comment
n. opmerking, aanmerking; uitleg, verklaring--------v. uitleggen; verklarencomment1[ komment] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (verklarende/kritische) aantekening ⇒ commentaar, toelichting♦voorbeelden:————————comment22 opmerkingen/aanmerkingen maken ⇒ kritiek leverenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (be)commentariëren ⇒ van commentaar voorzien, annoteren -
4 criticize
v. bekritiseren, aanmerkingen makencriticize, criticise[ krittissajz]1 kritiek hebben/uitoefenen (op)2 (be)kritiseren ⇒ beoordelen, recenseren -
5 nonjudgemental
adj. geen aanmerkingen op te maken
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский